AMKM:318 - Bodems (MR14)

De onderstaande beschrijving van steunmaatregelen en tegemoetkomingen wordt louter ter informatie gepubliceerd en heeft geen rechtsgevolgen.

Alleen de wetteksten die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd, worden als de officiële en definitieve versie beschouwd.

AMKM:318 - Bodems (MR14)

De AMKM 'Bodems' (MR14) is een nieuwe agromilieu- en klimaatmaatregel die niet is gebaseerd op een AMKM-methode uit de vorige periode en die voor het hele bedrijf geldt. Dit is een vrijwillige basis-oppervlaktetegemoetkoming (geen voorafgaand deskundig advies vereist) die resultaatgericht is.

Doel is de kosten te compenseren voor de verbetering en instandhouding van het gehalte aan organische koolstof in de bodem van het bedrijf op een niveau dat een gunstige situatie weerspiegelt op het gebied van bodemkwaliteit (structurele stabiliteit, organische toestand, biologische activiteit, enz.) De landbouwpraktijken die dit resultaat mogelijk maken, worden vrij door de landbouwer gekozen (geen vastgestelde specificaties), maar de uitvoering ervan wordt niet betaald door de AMKM. De administratie verstrekt de landbouwers informatie over deze praktijken en mogelijke instrumenten ter ondersteuning van de besluitvorming. De tussenkomst van een adviseur is nog steeds mogelijk, maar niet verplicht.

De betaling geschiedt op drie verschillende niveaus:

- De uitgangssituatie (vastgesteld op basis van een bodemanalyse) maakt het mogelijk om op basis van een evaluatie van de resultaatindicator (= totaal organische koolstof (TOK)/kleigraad) het bedrag vast te stellen van de premie die voor de eerste 4 jaar van de verbintenis zal worden toegepast. Deze indicator, met bijbehorende drempels, deelt de percelen in een van de drie categorieën in: 'gunstig', 'in overgang' en 'ongunstig', met meer steun bij een gunstige indicator en minder steun bij een overgangsindicator, terwijl een ongunstige situatie niet wordt gecompenseerd.

- In het laatste jaar van de verbintenis wordt de indicator opnieuw beoordeeld op basis van nieuwe bodemanalyses en wordt het eventuele steunbedrag aangepast met een premie voor oppervlakten waarvan het TOC-gehalte is gestegen (verandering in de indicatorklasse). Als de situatie echter aanzienlijk verslechtert, wordt er in het laatste jaar geen areaalvergoeding betaald en worden in situaties van aanzienlijke verslechtering en matige verslechtering de voor eerdere jaren ontvangen betalingen verhoudingsgewijs terugbetaald.

- De kosten in verband met de vaststelling van de indicator (bemonstering en analyse van de bodem) worden forfaitair gedekt en gelijkelijk verdeeld over de verbintenisperiode, ongeacht het resultaat van de indicator.

Voor wie?

De begunstigde moet voldoen aan de volgende criteria:

- Landbouwer zijn in de zin van artikel 3, §1, van de Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021.

- Een steunaanvraag indienen voor de AMKM Bodems, alsook een betalingsaanvraag via het unieke aanvraagformulier.

- In het eerste jaar van de verbintenis meer dan 30% van het landbouwareaal van het bedrijf als 'bouwland' hebben;

- In het eerste jaar van de verbintenis de ecoregeling 'Lange bodembedekking' activeren (ongeacht de beoogde drempel);

- In het eerste jaar van de verbintenis maakt ten minste 90% van de voor AMKM bodem in aanmerking komende landbouwgrond van het bedrijf het voorwerp uit van de verbintenis;

- De begunstigde verbindt zich er ook toe aan de administratie de documenten te bezorgen betreffende de uitvoering van de balansen op basis waarvan de percelen van het bedrijf worden ingedeeld met betrekking tot de resultaatindicator van de AMKM Bodems

De verbintenis geldt voor een periode van 5 jaar.

Waar?

De tussenkomst van de AMKM Bodems is toegankelijk voor elk perceel:

- dat zich bevindt op het grondgebied van het Waalse Gewest;

- dat voldoet aan de definitie van landbouwareaal in de zin van artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021 en zijn aangegeven als blijvend grasland, bouwland of blijvende teelten;

- dat niet onderworpen is aan GLMC 2 d.w.z. niet gelegen in wetland of turfland (gebieden gekenmerkt door koolstofrijke bodems);

- dat geen bouwland is dat in de vijf jaar voorafgaand aan het aanvraagjaar van steun, werd geconverteerd van een blijvend grasland.

Wanneer?

Vanaf 1 januari 2024

Voorwaarden?

De verbintenis geldt voor een periode van 5 jaar, waarbij ten minste 90% van de voor AMKM bodem in aanmerking komende oppervlakte van het bedrijf wordt vastgelegd en waarvoor een eerste beoordeling moet worden gerealiseerd, met de bedoeling een indeling te kunnen opstellen van de percelen met betrekking tot de resultaatindicator. Gedurende de gehele looptijd heeft de verbintenis betrekking op de percelen die de landbouwer in zijn steunaanvraag als voorwerp van de verbintenis heeft aangewezen, zonder dat daaraan in de loop van de verbintenis percelen kunnen worden toegevoegd.

De beoordeling wordt onafhankelijk van de landbouwer uitgevoerd door een laboratorium waarvan de aanwijzing door de overheid is gevalideerd. De landbouwer moet uiterlijk medio juni van het lopende jaar contact opnemen met een van de aangewezen laboratoria. De beoordeling moet door dit laboratorium worden uitgevoerd, met inbegrip van bodemstalen en analyses, volgens een door de overheid vastgestelde procedure en vóór 30 oktober aan de landbouwer worden toegezonden. Een tegenanalyse is mogelijk indien het resultaat wordt betwist, maar alleen het resultaat van de tegenanalyse wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de tegemoetkoming. De beoordeling moet door het laboratorium aan de overheid worden verstrekt vóór eind november van het jaar waarin de beoordeling wordt opgemaakt (eerste en laatste jaar van de verbintenisperiode). De landbouwer bewaart alle door het laboratorium in het kader van de AMKM afgegeven documenten.

Afhankelijk van het voor de indicator verkregen resultaat worden de percelen ingedeeld als ongunstig, overgangs- of gunstig volgens de volgende drempels:

Type de sol

(% argile)

Rapport COT/argile

Défavorable

Rapport COT/argile

Transition

Rapport COT/argile

Favorable

Léger (< 12%) <14% 14-17% >17%
Moyen (12-19%) <8% 8-10% >10%
Lourd (>19%) <6% 6-9% >9%

Alvorens de beoordeling uit te voeren, kan de landbouwer een eerste raming van de classificatie van de percelen van het bedrijf verkrijgen aan de hand van de bodemanalyses waarover hij reeds beschikt, of, ruwweg, door de regionale TOC- en textuurgegevens die beschikbaar zijn voor de bovengrond van landbouwgronden op WalOnMap te vergelijken met een ruimtelijke resolutie dicht bij het perceel (https://geoportail.wallonie.be)[1].

De procedure voor het uitvoeren van de beoordeling is als volgt:

- Bij de aangifte van zijn percelen in het kader van het GLB geeft de landbouwer aan of hij de AMKM Bodems al dan niet activeert. Indien de tegemoetkoming wordt geactiveerd, wordt in het eerste en het laatste jaar het document dat als basis dient voor de beoordeling van het bedrijf met betrekking tot de TOC/klei-indicator automatisch aan de landbouwer verstrekt. In dit document worden de percelen van het bedrijf en hun GLB-referentie-identificatiecode vermeld, wordt de oppervlakte aangegeven en wordt aangegeven of zij al dan niet subsidiabel zijn (zie de hierboven beschreven criteria voor subsidiabiliteit van de percelen).

- Dit document wordt door de landbouwer overhandigd aan het laboratorium dat hij uit de aangewezen laboratoria heeft gekozen. Na identificatie, in het eerste jaar van de verbintenis, van de door de landbouwer vast te leggen percelen waarvan de oppervlakte ten minste 90% van de voor AMKM bodem in aanmerking komende oppervlakte van het bedrijf moet uitmaken, gaat het laboratorium over tot de analyse van de typologie van de vastgelegde percelen om homogene groepen percelen vast te stellen op basis van door de overheid vastgestelde criteria (bodembezetting, grondsoort, landbouwgebied, ...). Elke homogene groep moet ten minste eenmaal worden bemonsterd met analyse van de TOC/klei-indicator volgens door het Waalse Gewest erkende methoden en onafhankelijk van de landbouwer. In totaal moet ten minste 25% van het betrokken areaal en de betrokken percelen worden bemonsterd (met prioriteit voor bouwland), waarbij ten minste vijf monsters van verschillende percelen worden genomen en geanalyseerd voor de TOC/klei-indicator. De aan elk perceel toegekende resultaten worden hetzij rechtstreeks gemeten, hetzij geschat op basis van het resultaat van de homogene groep waartoe het perceel behoort. Onder bepaalde voorwaarden kunnen voor de betrokken percelen beschikbare recente bodemanalyses worden gebruikt ter vervanging van de geschatte metingen.

De toegang tot de in het laatste jaar gestorte premie voor verbetering van de indicatoren is afhankelijk van de activering van de ecoregeling 'lange bodembedekking' (ongeacht de beoogde drempel) voor de duur van de verbintenis. Deze premie komt bovenop de vergoeding die na de resultaten van de eindbeoordeling wordt betaald.

Welke steunmaatregelen zijn er?

De jaarlijkse steun bestaat uit twee onderdelen:

1) enerzijds een vergoeding op basis van de resultaten van de percelen waarvoor de TOC/klei-indicator is vastgelegd; deze vergoeding bestaat uit een eerste component die gekoppeld is aan de stand van de indicator op het moment van de eerste en de eindbeoordeling, en een tweede component bestaande uit een premie die gekoppeld is aan de ontwikkeling van deze indicator tussen de eerste en de eindbeoordeling;

2) en anderzijds een forfaitair bedrag ter dekking van de kosten van bemonstering en analyse die moeten worden verricht om de indeling van de percelen ten opzichte van de resultaatindicator vast te stellen.

1) Jaarlijkse betaling met betrekking tot het resultaat en premie voor positieve evolutie

De jaarlijkse betaling met betrekking tot het resultaat wordt berekend op basis van de beoordeling van het bedrijf waarbij de vastgelegde percelen met betrekking tot de indicator 'TOC/klei' werden ingedeeld in 3 klassen, en wel als volgt

Klasse van de ha in het licht van de indicator

Jaarlijks vergoedingspercentage/ha

Ongunstig

€ 0

Overgang

Max. € 80

Gunstig

Max. € 150

De eerste beoordeling vormt de basis voor de betaling in de eerste vier jaar.

In het laatste jaar wordt een nieuwe indeling gemaakt (eindbeoordeling), volgens dezelfde aanpak als in de eerste beoordeling, die als basis dient voor de betaling die wordt berekend volgens dezelfde vergoedingspercentages als in de eerste vier jaar, met daarnaast, en onder voorbehoud van activering van de ER 'lange bodembedekking' gedurende de gehele periode van 5 jaar, een retroactieve premie voor elke extra hectare die in vergelijking met de eerste beoordeling in een overgangs- of gunstige situatie wordt ingedeeld. Voor deze extra hectares wordt € 200/ha betaald als ze in de fase 'Overgang' zijn ingedeeld (= € 80 x 2,5 jaar), en € 280 als ze in de fase 'Gunstig' zijn ingedeeld. In geval van een negatief resultaat voor de indicator wordt de areaalbetaling voor het laatste jaar niet ontvangen. Daarnaast wordt in situaties van grotere verslechtering en matige verslechtering een evenredige terugbetaling van betalingen uit voorgaande jaren verricht

Het jaarlijkse betalingsniveau wordt bovendien verder gewogen op basis van het aandeel bouwland op het bedrijf, berekend voor het eerste jaar van de verbintenis.

Grasland zorgt immers voor een goed koolstofgehalte in de bodem en moet dus beloond worden om de indicator op een goed niveau te houden, maar de door de producent te leveren inspanningen zijn beperkt. Om het budget niet op deze gebieden te concentreren en om de landbouwers te kunnen steunen die een grotere inspanning moeten leveren op de meer problematische percelen, is daarom een minimumaandeel bouwland in het landbouwareaal van het bedrijf vereist. Zo wordt op het vergoedingspercentage een lineaire factor toegepast, zodat 100% van het vergoedingspercentage wordt toegepast vanaf het moment dat het bouwland ten minste 60% van het landbouwareaal van het bedrijf beslaat, terwijl de betaling degressief is tot 30% van het landbouwareaal van het bedrijf dat door bouwland wordt ingenomen. Deze geleidelijke aanpak minimaliseert de aantrekkelijkheid van de betaling die gekoppeld is aan het bereiken van een hoger aandeel bouwland op het bedrijf, en derhalve het anticiperende effect van het omploegen van grasland om dit aandeel te vergroten, hetgeen in strijd is met het doel van deze tegemoetkoming.

2) Vast bedrag ter dekking van de kosten van bemonstering en analyse

De tegemoetkoming ter dekking van de kosten voor het nemen en analyseren van bodemmonsters is vastgesteld op € 500 voor de vijfjarige verbintenis. Dit forfaitaire bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over de verbintenisperiode, d.w.z. € 100 per jaar, dat wordt toegevoegd aan de jaarlijkse resultaatgebonden vergoeding.

De berekeningsmethoden zijn derhalve als volgt:

MB = (80 €/ha_nonP_transition + 150€/ha_nonP_favorable) x TA + forfait sol

Met

MB = (montant de base) het volgens de eerste beoordeling betaalde basisbedrag; dit bedrag wordt gedurende de eerste 4 jaar op dezelfde wijze berekend en wordt bepaald op basis van het totaal van de vastgelegde percelen;

ha_nonP_transition = het totale aantal hectaren dat volgens de beoordeling wordt ingedeeld als zijnde in overgang met betrekking tot de TOC/klei-indicator, exclusief hectaren bouwland die in de 5 jaar voorafgaand aan het betalingsverzoek zijn omgezet van blijvend grasland2 ;

ha_nonP_favorable = het totale aantal hectaren dat volgens de beoordeling wordt ingedeeld als zijnde gunstig met betrekking tot de TOC/klei-indicator, exclusief hectaren bouwland die in de 5 jaar voorafgaand aan het betalingsverzoek zijn omgezet van blijvend grasland2;

BL = de factor die betrekking heeft op het percentage bouwland binnen het bedrijf voor het eerste jaar van de verbintenis, berekend aan de hand van de volgende formule:

BL = 0 indien het % bouwland 30% of minder bedraagt

BL = 1 indien het % bouwland 60% of meer bedraagt

BL = (percentage bouwland - 30%) / 30% indien het percentage bouwland tussen 30 en 60% ligt.

Bedrag in laatste jaar = MB + (€ 200/nouveaux ha_transition + € 280/nouveaux ha_favorable) x ER, met

MB = het basisbedrag herberekend op basis van de eindbalans (zie berekening hierboven);

MB zal beperkt worden tot het bedrag van het forfait sol van het laatste jaar in geval van een negatieve verandering in de indicator.

nouveaux ha_transition = het verschil tussen het totale aantal vastgelegde hectaren dat met betrekking tot de TOC/klei-indicator in de eindbeoordeling als overgangssituatie is ingedeeld, in vergelijking met de eerste beoordeling;

nouveaux ha_favorable = het verschil tussen het totale aantal vastgelegde hectaren dat met betrekking tot de TOC/klei-indicator in de eindbeoordeling als gunstige situatie is ingedeeld, in vergelijking met de eerste beoordeling;

ER de factor in verband met de naleving van de activeringsvoorwaarde van de ecoregeling 'lange bodembedekking' gedurende de gehele verbintenisperiode in de AMKM Bodems:

ER = 1 indien aan de voorwaarde is voldaan (de ecoregeling 'lange bodembedekking', ongeacht de beoogde drempel, is gedurende de gehele verbintenisperiode geactiveerd)

ER = 0 indien niet aan de voorwaarde is voldaan

Een negatieve verandering in de indicator treedt op in een van de volgende situaties, gebaseerd op de beoordeling van het laatste jaar vergeleken met de beoordeling van het 1e jaar:

1) De toename van de totale oppervlakte die als 'Ongunstig' is ingedeeld of de afname van de totale oppervlakte die als 'Gunstig' is ingedeeld, bedraagt meer dan 5% ten opzichte van de eerste beoordeling

2) De som van de toename van de totale oppervlakte die als 'Ongunstig' wordt ingedeeld en de afname van het totale gebied dat als 'Gunstig' wordt ingedeeld ten opzichte van de eerste beoordeling bedraagt meer dan 10%.

3) De som van de toename van de totale oppervlakte die als 'Ongunstig' wordt ingedeeld en de afname van het totale gebied dat als 'Gunstig' wordt ingedeeld ten opzichte van de eerste beoordeling bedraagt meer dan 20%.

In het geval van een negatieve ontwikkeling zal de landbouwer, naast de nietbetaling van het basisbedrag voor het laatste jaar, met terugwerkende kracht de totale betaling moeten terugbetalen die hij voor zijn bedrijf heeft ontvangen voor 3 jaar in situaties met een grotere verslechtering (situatie 3 hierboven), d.w.z. de betalingen terugbetalen die hij heeft ontvangen in jaar N4, N3 en N2 van de verbintenis.

In situaties met een 'gemiddelde' verslechtering (situatie 2 hierboven) zal de landbouwer, naast de niet-betaling in het laatste jaar, de volledige betaling die hij voor zijn bedrijf heeft ontvangen gedurende 1,5 jaar moeten terugbetalen, d.w.z. de ontvangen betaling in jaar N4 en de helft van de ontvangen betaling in jaar N3 terugbetalen. De forfaitaire vergoeding voor de bodemanalyses die nodig zijn om de twee beoordelingen uit te voeren, blijft verworven, zelfs in het geval van een negatieve ontwikkeling.

De minimale subsidiabiliteitsdrempel voor de maatregel is vastgesteld op de betaling van één hectare op bedrijfsniveau

Selectiecriteria

Geen selectiecriteria voor deze maatregel.

Hoe moet ik een aanvraag indienen?

De landbouwer moet een steunaanvraag indienen via het oppervlakteaangifteformulier

Voor alle inlichtingen

De landbouwer moet een steunaanvraag indienen via het unieke aanvraagformulier.

Voor alle technische vragen of vragen over uw dossier kunt u contact opnemen met uw Buitendirectie: https://agriculture.wallonie.be/contacter-les-directions-exterieures

Voor advies over de uitvoering van de maatregel kunt u contact opnemen met:

ASBL NATAGRIWAL

Bâtiment Marc de Hemptinne

Chemin du Cyclotron, 2-Boite L07.01.14

1348 Louvain-la-Neuve

Tel. 010/47.37.71.

www.natagriwal.be

info@natagriwal.be 

Om contact op te nemen met de laboratoria die verantwoordelijk zijn voor de realisatie van de beoordeling van de resultaatindicator:

  • Centre provincial de l’agriculture et de la ruralité (Waals-Brabant)
  • Laboratorium van de provincie Luik - ESPACE TINLOT (Luik)
  • Laboratorium van het Office Provincial Agricole de la Province de Namur (Namen)
  • Centre de Michamps (Luxemburg)
  • Hainaut Analyses – ASBL CARAH (Henegouwen)

De website van REQUASUD bevat diverse informatie over deze laboratoria

https://www.requasud.be/laboratoires/

Informatie over landbouwpraktijken waarmee een goed niveau van TOK/klei-indicator kan worden bereikt, is beschikbaar in de volgende leidraad die verder uitgewerkt werd door bodembeschermingsdeskundigen:

https://gitrural.cra.wallonie.be/portail-public/documents-u07/-/raw/main/doc_orientation_maec_sols.pdf

De adviseurs van het 'Système de Connaissances et d’Innovation Agricoles' (SCIA) kunnen eveneens gecontacteerd worden om ter zake doelgericht advies te krijgen:

Landbouwadviesdiensten - Waals landbouwportaal (wallonie.be)

[1]Om de gegevens op het Geoportaal te bekijken, gaat u naar WalOnMap (https://geoportail.wallonie.be/walonmap), voegt u de volgende gegevens uit de Geoportaalcatalogus toe onder de rubriek 'Nature et Environnement', en de subrubriek 'Sol et sous-sol':

de gegevenslaag 'Anonieme landbouwpercelen (situatie 2021)' (om zich gemakkelijker te kunnen situeren ten opzichte van de meest recente percelen);

de gegevenslaag 'CARBIOSOL - Totale Organische Koolstof van de Bodem - Reeks' (om een idee te krijgen van het totale gehalte aan organische koolstof van een perceel);

en de gegevenslaag 'Referentietexturen en -korrelgroottefracties van de bodems van Wallonië - Reeks' (om een idee te krijgen van het kleigehalte van een perceel).

Een weergave waarin deze drie gegevenslagen al zijn opgenomen, is direct toegankelijk via: https://geoportail.wallonie.be/walonmap#SHARE=F25E76DDFBDFDC76E053D5AFA49D5673

Wanneer u zich in deze weergave bent, moet u eerst het adres van het perceel invoeren om het perceel op de juiste schaal te bekijken. Klik vervolgens op de knop 'Info' (), voordat u op de locatie klikt waarvoor u de TOK- en kleigegevens wilt hebben.  Nadat u op de gekozen locatie hebt geklikt, verschijnt rechts een klein venster met alle relevante informatie.

Voor de TOK wordt het gehalte ontleend aan CARBIOSOL-gegevens (in het bijzonder de reeks 'Voorspelde totale organische koolstofgehaltes (gC/Kg) - periode: 2015 - 2019' met een resolutie van 90 x 90 m); zorg ervoor dat u het gehalte van de kaart (uitgedrukt in gC/kg) deelt door 10 om het percentage TOK te verkrijgen, aangezien dit percentage wordt gebruikt in de teller van de resultaatindicator (bv. 15 g/C/kg = 1,5% TOC).

en voor klei wordt het gehalte ontleend aan de textuur- en korrelgroottefractiegegevens (in het bijzonder de reeks 'Klei (gemiddeld)' binnen 'Textuur en korrelgrootte - Oppervlakte' met een resolutie van 50 x 50 m); zorg ervoor dat de aangegeven kleifractie in procenten wordt uitgedrukt en vermenigvuldig daarom de door de kaart aangegeven waarde met 100 (bv. 0,1 wordt 10% klei).

De resultaatindicator die in de AMKM bodem wordt gebruikt, komt overeen met het percentage TOK gedeeld door het percentage klei, dit alles vermenigvuldigd met 100 (in ons voorbeeld: 1,5% TOK gedeeld door 10% klei, wat 0,15 oplevert, te vermenigvuldigen met 100 en dus een indicator van 15%, wat overeenkomt met een overgangssituatie aangezien de bodem van een licht type is door een kleigehalte van minder dan 12%).