AMKM:317 - Voederautonomie (MB13)

De onderstaande beschrijving van steunmaatregelen en tegemoetkomingen wordt louter ter informatie gepubliceerd en heeft geen rechtsgevolgen.

Alleen de wetteksten die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd, worden als de officiële en definitieve versie beschouwd.

AMKM:317 - Voederautonomie (MB13)

Deze AMKM heeft twee nauw met elkaar verbonden doelstellingen: de vermindering van de veestapel en de instandhouding van blijvend grasland.

De maatregel bestaat erin steun te verlenen aan landbouwers wier veestapel een bepaalde drempel niet overschrijdt, namelijk 1,8 grootvee-eenheden (GVE) per hectare voederareaal voor variant MB13B, en een dubbele premie voor degenen die 1,4 GVE per hectare niet overschrijden voor variant MB13A.

Deze agromilieumaatregel is ongetwijfeld de maatregel die de grootste oppervlakte in Wallonië bestrijkt en heeft de grootste impact op het gebied van klimaatverandering (matiging en aanpassing), maar ook op het behoud van natuurlijke hulpbronnen.

Agromilieubetalingen compenseren het inkomensverlies van de landbouwer die zijn veestapel vermindert om zijn voederautonomie voor zijn herbivoren te vergroten.

Deze AMKM kan worden gecombineerd met de ecoregeling 'Steun voor blijvend grasland gekoppeld aan de veebezetting', waarmee het een zekere continuïteit in de steunregeling heeft.

Voor wie?

De begunstigde moet voldoen aan de volgende criteria:

- Landbouwer zijn in de zin van artikel 3, §1, van de Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021.

- Om een aanspraak te kunnen maken op hulpgeld, moet de aanvrager een hulpvraag voor de AMKM 'Voederautonomie' en een jaarlijkse betalingsaanvraag indienen via het aanvraagformulier.

- Bovendien verbindt de begunstigde zich ertoe een register ter beschikking van de administratie te houden, d.w.z. een register waarin de teeltwerkzaamheden en de verrichte werkzaamheden met betrekking tot de specificaties van de maatregel worden geregistreerd, alsmede, in voorkomend geval, de data waarop de beweiding op het perceel wordt gestart/beëindigd.

Elke verbintenis geldt voor een periode van 5 jaar waarin ten minste de oorspronkelijk vastgelegde hoeveelheid moet worden gehandhaafd.

Waar?

De maatregel is toegankelijk voor elk perceel landbouwgrond in de zin van artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021 dat als 'grasland' is aangegeven. Onder 'grasland' wordt verstaan blijvend grasland, tijdelijk grasland dat bestemd is om blijvend te worden en meerjarige fruitteelten - hoogstammen (50 tot 250 bomen per hectare). Tijdelijk grasland en grasland voor varkens en pluimvee komen niet voor steun in aanmerking.

Wanneer?

Vanaf 1 januari 2023

Na te leven voorwaarden

Afhankelijk van de variant waarvoor de landbouwer zich verbindt, moet de gemiddelde veebezetting op het bedrijf lager zijn dan:

• 1,4 GVE (grootvee-eenheid) per hectare voederareaal voor variant MB13A;

• 1,8 GVE per hectare voederareaal voor variant MB13.

De enige verspreiding van organisch materiaal of organisch amendement die is toegestaan op weiden die in aanmerking komen voor steun, is effluent geproduceerd door de dieren waarop de bezettingsgraad is gebaseerd. In afwijking hiervan is het uitrijden van organische meststoffen of enig ander organisch amendement, anders dan het effluent dat wordt geproduceerd door de dieren die worden gebruikt voor het tot stand brengen van de veebezetting, toegestaan op in aanmerking genomen weiden die gecertificeerd zijn voor biologische landbouw, op voorwaarde dat het grondgebondenheidspercentage van het bedrijf in het voorgaande jaar (n-1), zoals gedefinieerd in boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt, kleiner is dan of gelijk is aan 0,6 (= Max (LS globaal, LS kwetsbaar gebied)).

De aanwezigheid van andere dieren dan die welke worden gebruikt om de bezetting vast te stellen, is verboden op grasland dat voor steun in aanmerking komt.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is verboden, met uitzondering van, enerzijds, de plaatselijke bestrijdingen met een rugsproeier of een sproeislang van Cirsium arvense, Rumex crispus, Rumex obtusifolius en, anderzijds, wanneer de plaatselijke behandelingen ter bestrijding van invasieve uitheemse soorten kaderen in een bestrijdingsplan dat wordt gevoerd of is opgelegd door de overheid en steeds als laatste redmiddel. In geval van de aanwezigheid van reuzenbalsemien: verplichte vernietiging door maaien, verpulveren of uittrekken vóór zaadvorming.

De veebezetting is de gemiddelde bezetting van het landbouwbedrijf voor het betrokken kalenderjaar. Ze wordt vastgesteld op basis van het aantal dieren, uitgedrukt in Grootveeeenheden, in verhouding tot de totale oppervlakte van het voederareaal van het landbouwbedrijf.

De veebezetting is de gemiddelde bezetting van het landbouwbedrijf voor het betrokken kalenderjaar. Ze wordt vastgesteld op basis van het aantal dieren, uitgedrukt in Grootveeeenheden, in verhouding tot de totale oppervlakte van het voederareaal van het landbouwbedrijf.

Het aantal dieren wordt vastgesteld rekening houdend met de volgende elementen:

1° het gemiddelde van de dagelijkse gegevens uit het identificatie- en registratiesysteem 'Sanitrace', wat betreft runderen;

2° het aantal paardachtigen aangegeven door de landbouwer in zijn uniek aanvraagformulier voor het betrokken jaar;

3° de jaarlijkse inventaris betreffende de identificatie en registratie van schapen, geiten, hertachtigen en kameelachtigen.

Het aantal GVE's betreffende de dieren wordt berekend d.m.v. volgende coëfficiënten (coëfficiënten Eurostat):

Diersoort

GVE

Mannelijke runderachtigen van 2 jaar en ouder

1

Vaarzen van 2 jaar en ouder

0,8

Melkkoeien

1

Andere koeien van 2 jaar en ouder

0,8

Uitgezonderd runderen van 1 tot 2 jaar

0,7

Runderen – dan 1 jaar

0,4

Schapen of geiten

0,1

Paardachtigen

0,8

Hertachtigen en kameelachtigen

0,2

De totale oppervlakte van het voederareaal van het landbouwbedrijf komt overeen met de gecombineerde oppervlakten die in aanmerking komen voor de gewasgroepen 'grasland' en 'voedergewassen' en de gewascode 'hoogstammige fruitbomen van 50 tot en met 250 bomen per hectare', zoals bepaald in de interventie 'Steun aan de biologische landbouw'.

Voor de berekening van de veebezetting worden alleen percelen voederareaal op het grondgebied van België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland in aanmerking genomen.

De oppervlakten onder begrazingscontract worden niet toegevoegd aan de oppervlakte van het voederareaal van de begunstigde.

Overgangsperiode (2023-2024) voor lopende verbintenissen

De vóór 2023 in het kader van het 'Programme wallon de Développement Rural', Waals programma voor plattelandsontwikkeling, aangegane en op 31/12/2022 nog niet verstreken verbintenissen van AMKM MB9 - Voederautonomie worden overgedragen naar het strategisch plan van het GLB en omgezet in een verbintenis voor de tegemoetkoming '317 - Voederautonomie (MB 13)'. De landbouwers hebben de keuze om deze omgezette verbintenis voort te zetten tot het einde van de oorspronkelijke looptijd volgens de bepalingen van het bestek en de in deze fiche beschreven steunbedragen of om deze verbintenis te beëindigen zonder terugbetaling van de voorgaande jaren.

Welke steunmaatregelen?

Afhankelijk van de door de landbouwer gekozen variant, en dus de maximale veebezetting, bedraagt de jaarlijkse betaling € 60 per hectare subsidiabel grasland indien de landbouwer werkt met een veebezetting van minder dan 1,4 GVE/ha voederareaal (MB13A); dit bedrag wordt verlaagd tot € 30 per hectare subsidiabel grasland indien de landbouwer werkt met een veebezetting van minder dan 1,8 GVE/ha voederareaal (MB13B).

De minimale subsidiabiliteitsdrempel voor de maatregel is vastgesteld op € 100 per verbintenis op bedrijfsniveau.

Wanneer de veebezetting lager dan 0,6 GVE per hectare subsidiabel voederareaal is, telt alleen de oppervlakte die nodig is om die drempel te halen mee bij de berekening van de subsidies. In afwijking hiervan bedraagt deze drempel 0,4 GVE per hectare voederareaal voor bedrijven die alleen schapen of geiten tot hun gemiddelde veestapel rekenen. Deze afwijking geldt niet voor landbouwers die een begrazingscontract sluiten, d.w.z. een landbouwer wiens percelen voedergewassen worden begraasd door de dieren van de overdragende landbouwer.

Selectiecriteria

Geen selectiecriteria voor deze maatregel

Hoe moet ik een aanvraag indienen?

De landbouwer moet een steunaanvraag indienen via het oppervlakteaangifteformulier.

Voor alle inlichtingen

De landbouwer moet een steunaanvraag indienen via het unieke aanvraagformulier.

Voor alle technische vragen of vragen over uw dossier kunt u contact opnemen met uw Buitendirectie: https://agriculture.wallonie.be/contacter-les-directions-exterieures

Voor advies over de uitvoering van de maatregel kunt u contact opnemen met:

ASBL NATAGRIWAL

Bâtiment Marc de Hemptinne

Chemin du Cyclotron, 2-Boite L07.01.14

1348 Louvain-la-Neuve

Tel. 010/47.37.71.

www.natagriwal.be

info@natagriwal.be