GLMC 6 - Minimale bodembedekking om in de meest kwetsbare perioden kale grond te voorkomen
De onderstaande beschrijving van steunmaatregelen en tegemoetkomingen wordt louter ter informatie gepubliceerd en heeft geen rechtsgevolgen. Alleen de wetteksten die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd, worden als de officiële en definitieve versie beschouwd
GLMC 6 - Minimale bodembedekking om in de meest kwetsbare perioden kale grond te voorkomen
De bedekking beschermt de bodem tijdens de meest kwetsbare perioden.
Op wie is dit van toepassing?
Deze GLMC betreft alle landbouwers. Sommige regels gelden met name voor hen die percelen exploiteren in R10 of R15
Vanaf wanneer is deze norm van toepassing?
Vanaf 1 januari 2023
Welke regels moeten worden nageleefd?
Voor alle landbouwers:
De landbouwer zorgt ervoor dat van 15 september tot en met 15 november 80% van de totale oppervlakte bouwland van het bedrijf met vegetatie is bedekt. Kale grond is toegestaan gedurende een periode van twee weken voorafgaand aan het planten van een tussengewas of een secundair gewas. De periode van naakte bodem kan worden verlengd tot 4 weken in geval van slechte weersomstandigheden. De volgende elementen worden als plantendek beschouwd
- gewasresten op voorwaarde dat deze ten minste 75% van het perceel beslaan;
- de hergroei van granen of oliehoudende zaden, op voorwaarde dat deze op 1 november ten minste 75% van het perceel beslaan;
- tussengewassen en secundaire gewassen die vóór 1 november zijn geplant.
Percelen die vóór 1 januari zijn ingezaaid met een wintergewas om in het volgende seizoen te worden geoogst of begraasd, tellen niet mee voor het dekkingspercentage van 80%. Bouwland dat braak ligt of bedekt is met meerjarige gewassen, gras of andere grasachtige voedergewassen, tellen niet mee voor het dekkingspercentage van 80%, op voorwaarde dat het plantendek gedurende de betrokken periode wordt behouden.
Voor percelen bouwland in R10 of R15
De landbouwer zorgt ervoor dat van 15 september tot en met 31 december de percelen bouwland met een hellingsgraad van 10% of meer met vegetatie is bedekt. Het plantendek mag niet worden vernietigd vóór 1 januari van het volgende jaar.
De volgende elementen worden als plantendek beschouwd:
1° gewasresten op voorwaarde dat deze ten minste 75% van het perceel beslaan;
2° de hergroei van granen of oliehoudende zaden, op voorwaarde dat deze op 1 november ten minste 75% van het perceel beslaan;
3° tussengewassen en secundaire gewassen die vóór 15 november zijn geplant.
Kale grond is toegestaan gedurende een periode van twee weken voorafgaand aan het planten van een tussengewas of een secundair gewas.
Percelen die in de herfst zijn ingezaaid met een wintergewas om in het volgende seizoen te worden geoogst of begraasd, tellen niet mee voor het dekkingspercentage van 80%. Bouwland dat braak ligt of bedekt is met meerjarige gewassen, gras of andere grasachtige voedergewassen, tellen niet mee voor het dekkingspercentage van 80%, op voorwaarde dat het plantendek gedurende de betrokken periode wordt behouden.
De percelen met hakvruchten zijn niet betroffen door deze norm, als er een strook met grasland onderaan een helling is aangeplant. Hetzelfde geldt voor situaties waarbij het aangrenzende perceel onderaan het perceel met erosiegevaar:
- Een grasland, een bos of een bebossing is met een breedte van minstens 9 meter;
- Ofwel een braakland met grassen, voor zover de bedekking van dit aangrenzende perceel vóór 30 november van het voorgaande jaar is aangeplant en dit aangrenzende perceel voldoet aan de hierboven genoemde voorwaarden met betrekking tot de strook met grasland van minimaal 9 meter breed;
- Ofwel een strook met grasland van minstens 9 meter breed aangeplant vóór 30 november van het voorgaande jaar.
Voor de oppervlakten met gediversifieerde biologische groenteteelt De dekkingsgraad voor de oppervlakten met gediversifieerde biologische groententeelt is 50% met bodembedekking. Deze wordt verzekerd door tussengewassen of andere elementen, zoals: dekzeil (plastic of geweven), mest, compost, verschillende soorten mulch (stro, hooi, bladeren, enz.), gewassen die blijven staan aan het einde van het seizoen, hergroei van pothoofdplanten, wol (schapen of hennep), haksel, enz.
Verandering ten opzichte van het GLB 2015-2022:
De bedekkingsperiode is gewijzigd, maar geldt voor dezelfde percelen als onder het programma 2015-2022.
Wat riskeert u als u er niet aan voldoet?
Indien bij een controle ter plaatse of bij een administratieve controle wordt geconstateerd dat een van de normen en eisen van de conditionaliteit op uw bedrijf niet is nageleefd, wordt een verlaging (in de vorm van een percentage) toegepast op uw steun voor het jaar (of de jaren) waarin de niet-naleving heeft plaatsgevonden. De grootte van het verlagingspercentage wordt berekend op basis van de ernst, de omvang en het voortduren van de niet-naleving, en van de vraag of deze opzettelijk of herhaaldelijk werd begaan. De vermindering kan dus gaan van 0% (waarschuwing, voor kleine inbreuken) tot 100% (ernstige, herhaalde en/of opzettelijke inbreuken) van de steun voor het betrokken jaar.
Voor alle inlichtingen
Voor algemene vragen kunt u dit contactformulier
Voor alle technische vragen of vragen over uw dossier kunt u contact opnemen met uw Buitendirectie: https://agriculture.wallonie.be/contacter-les-directions-exterieures.