Ecologisch netwerk
De onderstaande beschrijving van steunmaatregelen en tegemoetkomingen wordt louter ter informatie gepubliceerd en heeft geen rechtsgevolgen.
Alleen de wetteksten die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd, worden als de officiële en definitieve versie beschouwd.
Ecoregeling:
143 - Ecologisch netwerk
De ecoregeling 'ecologisch netwerk' heeft tot doel binnen het landbouwmodel gebieden in te stellen die gewijd zijn aan de biodiversiteit. Deze gebieden vormen een aanvulling op de via agromilieu- en klimaatmaatregelen (AMKM) ingestelde gebieden en Natura 2000-graslanden met hoge druk (Beheerseenheden 2, 3 en 4 en tijdelijke Beheerseenheden 1 en 2); voor meer informatie over deze twee interventies wordt verwezen naar de respectieve beschrijvende fiches.
Voor wie?
- De ecoregeling is beschikbaar voor elke landbouwer die toegang heeft tot de basisbetalingsregeling en voldoet aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden van de tegemoetkoming.
- De begunstigde
1. Is een actieve landbouwer,
2. Is geïdentificeerd in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem 'GBCS',
3. Heeft een productie-eenheid in België,
4. Geeft een in aanmerking komend landbouwperceel aan waarop de elementen zich bevinden.
5. Heeft toegang tot de basisbetalingsregeling.
- De ecoregeling Ecologisch Netwerk is niet compatibel met de volgende AMKM's: Natuurlijke graslanden, Graslanden met een hoge biologische waarde, Met gras bezaaide perceelsranden, Graangewassen op het veld en Aangelegde percelen en perceelsranden.
Waar?
- In het Waals Gewest.
- Voor percelen met blijvend grasland (BG), bouwland (BL) of blijvende teelten (BT) van het bedrijf.
Wanneer? Hoelang?
- Vanaf 1 januari 2023.
- De verbintenissen gelden voor een periode van één jaar.
Hoe in aanmerking komen?
Om in aanmerking te komen voor de ecoregeling 'ecologisch netwerk' moet de landbouwer:
- Voldoen aan de GLMC 8-eisen.
- Verder gaan dan de GLMC 8-eis voor gebieden waarvoor deze maatregel op bouwland geldt.
- Een bestek (zie hieronder) in acht nemen en een bedrijfsregister bijhouden waarin de verschillende op het bedrijf uitgevoerde acties in verband met de tegemoetkoming worden vermeld.
- Indien de landbouwer wenst te worden betaald voor de GLMC 8-eis, zullen de aanvullende beperkingen moeten worden toegepast (zie hieronder)
Welke steunmaatregelen zijn er?
- De meting is een oppervlaktemeting.
- De ecoregeling voorziet in een betaling voor milieugebieden in een reeks voorzieningen (landschapselementen, braakland, braakland met drachtplanten, akkerrandstroken en verbindingsweiden in Natura 2000 (BE05)).
- De methode voor de berekening van de subsidie is als volgt:
o Alle fysieke metingen (per hectare, per meter of per element) van subsidiabele voorzieningen worden herleid tot dezelfde meeteenheid, de 'milieuhectare' (MH), door toepassing van een omrekeningsfactor (zie 'voorzieningen' en 'MH-omrekeningsfactor' in onderstaande tabel).
o Een extra coëfficiënt (zie 'EHS-bonus' in onderstaande tabel) wordt automatisch toegepast op MH die in Natura 2000 of in een gebied van groot biologisch belang liggen (deze twee gebieden vormen de Ecologische Hoofdstructuur of EHS), met uitzondering van braakland, akkerrandstroken en Natura 2000- verbindingsweiden (BE05).
o De basispremie bedraagt € 350/MH en het eindbedrag wordt berekend volgens de volgende formule:
Te betalen bedrag = € 350/MH * Totaal MH
ELEMENT | COFFICIENT PRIME ER | PRIME PAR UNITE SANS MAJORATION | BONUS SEP | PRIME MAJOREE |
Arbres isolés | 0.003 | 1;05€/arbre | 1,5 | 1,575€ |
Haies, Alignement d'arbres, buissons | 0,001 | 0,35€/m ou unité | 1,5 | 0,525€ |
Bosquets et îlots buissonants | 1,5 | 525,00€/ha | 1,5 | 787,5€ |
Mares | 0,6 | 210,00€/mare | 1,5 | 315€ |
Jachère mellifère |
2 | 700,00€/ha | 1,5 | 1 050,00€ |
Bandes bordures de champs Jachère classique |
1,5 1 |
525,00€/ha 350,00€/ha |
1 1 |
525,00€ 350,00€ |
Céréales sur pieds | 3 | 1 050,00€/ha | 1 | 1 050,00€ |
Natura 2000 UG05 - Prairies de liaison |
0,4 | 140,00€/ha | 1 | 140,00€ |
1 De MH-conversiecoëfficiënten zijn het resultaat van de vermenigvuldiging van de conversie- en wegingscoëfficiënten (zie technische fiche GLMC 8), uitgedrukt per eenheid, meter of vierkante meter. Voor geïsoleerde bomen is de conversiecoëfficiënt bijvoorbeeld 20 en de wegingscoëfficiënt 1,5, wat het volgende geeft: 20*1,5 = 30 m² (of 0,003 hectare). 2 Opgelet: premie toegekend per schijf van tien meter.
- De MH's van de verschillende voorzieningen worden bij elkaar opgeteld (totale MH's), met een maximum dat overeenkomt met 40% van de cultuurgrondoppervlakte (OCG) van het bedrijf.
Wat is het bestek?
De basis voor de tegemoetkoming is GLMC 8. Dit basisniveau geeft aan dat een percentage van het bouwland van het bedrijf uit de landbouwproductie moet worden genomen om te worden gebruikt voor de biodiversiteit (zie informatiefiche bij GLMC 8).
De basislijn van de ER geeft ook de periode van snoeien en onderhoud van landschapselementen aan en het verbod om deze elementen te ontwortelen.
Aan deze twee voorwaarden moet dus worden voldaan om toegang te krijgen tot de ecoregeling.
Aangezien het uit te nemen percentage echter een verplichting is, moet de landbouwer die voor dit verplichte percentage betaald wil worden, een extra stap zetten. Deze stap bestaat uit een aanvullende eis inzake de kwaliteit van het element
Wat het meetellen van de MB5's in het kader van de ER Netwerk en de randvoorwaarden betreft, nodigen we u uit om de informatie in deze fiche aandachtig te lezen
Het bestek voor elke voorziening kan als volgt worden samengevat, waarbij de extra verplichting om een betaling voor de verplichting toe te kennen vet is gedrukt:
Bomen (inclusief hoogstammige fruitbomen), struiken, heesters[1]
- Verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op minder dan een meter van het element;
- Meegerekend in de eenheid.
Herinnering van de elementen van GLMC 8:
- Geen snoei tussen 1 april en 31 juli.
- Alleenstaande bomen: a) opmerkelijke bomen bedoeld in artikel R.IV.4.7 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; b) bomen van inheemse soorten waarvan de kruin meer dan vijf meter van een andere boom, struik of heester verwijderd is, waarvan de stamomtrek, gemeten op anderhalve meter hoogte, ten minste veertig centimeter bedraagt en waarvan de kruin een diameter van ten minste vier meter heeft, behalve in geval van snoeien. Hoogstammige fruitbomen, ook als de kruin geen diameter van vier meter bereikt en als zij niet op vijf meter afstand staan, vallen onder deze categorie.
- Nabijgelegen bomen: bomen die niet in lijn staan met op één lijn staande bomen; met een kruin met een diameter van ten minste vier meter, behalve wanneer deze gesnoeid is; hun kruin bevindt zich binnen vijf meter van een andere boom, struik of heester en meer dan vijf meter van een heg; hun kruin sluit niet aan op de kruin van een andere boom, struik of heester.
- Alleenstaande struiken en heesters: struiken en heesters van inheemse soorten, ten minste anderhalve meter hoog en op meer dan vijf meter van andere bomen, struiken of heesters.
Heggen en bomenrijen[2]
- Verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op minder dan een meter van het element.
- Meegerekend per schijf van tien meter.
Herinnering van de elementen van GLMC 8:
- Geen snoei tussen 1 april en 31 juli.
- Heggen: secties van bomen of struiken van inheemse of overwegend inheemse soorten die op korte afstand van elkaar zijn geplant om een dicht struikgewas te vormen, met een ononderbroken lengte van ten minste tien meter, inclusief openingen van ten hoogste vijf meter tussen de haagelementen en een maximale breedte van tien meter tussen de buitenste poten.
- Uitgelijnde bomen: een rij inheemse bomen met niet meer dan vijf meter tussen elke kruin.
- Verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op minder dan een meter van het element.
Herinnering van de elementen van GLMC 8:
- Geen snoei/onderhoud tussen 1 april en 31 juli.
- Bosjes: groepen bomen of struiken die op korte afstand van elkaar zijn geplant om een dicht struikgewas te vormen, met de volgende kenmerken: ze bestaan hoofdzakelijk uit inheemse bomen of struiken; ze hebben een oppervlakte van maximaal 30 are en minimaal 1 are; ze zijn minimaal tien meter breed tussen de buitenste poten; de afstand tussen de kruinen van de bomen of struiken bedraagt maximaal 5 meter.
Poelen
- Geen verspreiding van meststoffen (chemische en organische) binnen 12 m van de poel.
- Geen besproeiing met gewasbeschermingsmiddelen binnen 12 m van de oevers.
- Onderhoud van de poel (ruiming in geval van dichtslibbing of aanslibbing).
- Niet-omgeploegde strook van minimaal 6 m breed rond de poel.
- Minimaal 2 m brede strook rond de poel die ontoegankelijk is voor vee (moet worden omheind als de poel in een weiland ligt)
Herinnering van de elementen van GLMC 8:
- De vijvers hebben een oppervlakte van één tot dertig are, inclusief een oppervlakte open water van minstens 25 vierkante meter (zie de randvoorwaardenfiche - GLMC 8 voor meer details) en een oeverstrook.
- Wat de oeverstrook betreft:
o Deze heeft een groenbedekking die verschilt van die van het aangrenzende bouwland;
o Ze kan met bomen begroeid zijn;
o Het maaien en het begrazen van de vegetatie zijn er verboden;
- In gemaaide weiden: een niet-gemaaide strook van 1 m rond de poel ter verzekering van het bestaan van een zone met een andere vegetatie is in elk geval vereist.
- In begraasde tijdelijke weiden: een strook van minstens 1 m breed rond de poel die ontoegankelijk is voor vee (moet worden omheind als de poel in een weiland ligt), is vereist. Mogelijkheid tot afwijking, met een maximale besproeiingsoppervlakte van 25% van de perimeter.
o Omploegen is er verboden.
- Is minstens zes meter verwijderd van elke andere waterpoel.
- Wanneer op een bedrijf meer dan tien poelen aanwezig zijn, bepaalt een deskundige welke poelen op basis van hun milieubelang in aanmerking kunnen worden genomen.
- Alle afval, opslag en het binnenbrengen van vissen of zwemvogels is verboden in de poel.
- Verder moet de landbouwer ook aan de volgende eisen voldoen:
o Het maaien en het begrazen van de vegetatie alsook het opstarten van teelten zijn er verboden over een afstand van minder dan een meter van een poel.
o Er kan een toegang tot de poel worden aangelegd voor het drenken van vee, op voorwaarde dat het hiertoe toegankelijke deel niet groter is dan 25% van de perimeter van de poel
Akkerrandstroken: jaarstroken, beekrandstroken, stroken met permanent plantendek, erosiebestrijdingsstroken.
- Jaarstroken mogen niet worden gebruikt voor de landbouwproductie. Begrazing of maaien voor voedergewassen is echter toegestaan vanaf 1 juli, op voorwaarde dat de akkerrandstrook te onderscheiden is van het aangrenzende bouwland.
- De 'jaarstrook' is een oppervlakte-inrichting, de nevenbestemming 'ER EN' moet worden aangegeven.
- De 'jaarstrook' moet ten minste even lang in stand worden gehouden als het gewas ernaast.
- Voor percelen met blijvende teelten met een hoog erosierisico moet de jaarstrook voldoen aan voorschriften inzake conditionaliteit en ten minste één maand na de vernietiging van de blijvende teelt worden gehandhaafd; indien de blijvende teelt vóór 01/07 wordt vernietigd, moet de strook tot 31/07 worden gehandhaafd.
Herinnering van de elementen van GLMC 8:
- Strook grasland van zes tot twintig meter breed die losstaat van, maar grenst aan bouwland (van dezelfde landbouwer) dat geen bufferstrook is. Deze strook wordt niet gebruikt voor landbouwproductie, behalve voor begrazing en het maaien van voedergewassen. Er mogen geen meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, met uitzondering van plaatselijke behandelingen tegen onbeschermde distels en zuring. Er kunnen struiken, bomen en heesters staan.
Braakland / braakland met drachtplanten
- Het braakland en het braakland met drachtplanten mag niet voor de landbouwproductie worden gebruikt. Begrazing en maaien zijn echter toegestaan vanaf 1 augustus (tegenover 15/07 voor GLMC 8).
- Braakland (braakland met grassen met code 811 of 812) mag niet worden vernietigd vóór 15/09.
- Braakland met drachtplanten met code 813) moet gedurende ten minste zeven maanden na de inzaai worden beplant (tegenover zes maanden voor GLMC 8).
Herinnering van de elementen van GLMC 8:
- Verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en minerale en organische meststoffen op de twee types van braaklanden.
- Het braakland met drachtplanten (code 813) wordt ingeplant met vijf soorten van elke respectieve hoofdlijst voor de lentebezaaiing of voor de herfstbezaaiing. Voor elke ingezaaide soort moet het gewicht van de zaden tussen de 10% en de 30% bedragen van het gewicht dat gewoonlijk gebruikt wordt voor het inzaaien van de soort in zuivere teelt.
- De landbouwer kan andere soorten van de secundaire lijst toevoegen (zie fiche conditionaliteit) voor de lentebezaaiing of secundaire soorten voor de herfstbezaaiing. Het gewicht van de zaden mag echter niet meer bedragen dan 10% van het gewicht dat gewoonlijk in zuivere teelt ingezaaid wordt voor elk van deze soorten.
o De herfstbezaaiing van braakland met drachtplanten gebeurt tussen 1 augustus en 30 september en de bodembedekking blijft minstens staan tot 15 september van het daaropvolgende jaar. In dat daaropvolgende jaar is de landbouwer niet verplicht een nieuwe herfstbezaaiing te doen.
o De lentebezaaiing van braakland met drachtplanten gebeurt tussen 1 maart en 15 mei.
Graangewassen op het veld (ER)
• De landbouwer verbindt zich ertoe op hele percelen niet te oogsten en het gewas te laten staan tot en met de laatste dag van februari.
• Verbod op insecticiden en groeiregulatoren
• De boer installeert minimaal 2 leeuwerikplots per perceel. De plots vertegenwoordigen een oppervlakte van 10 m² tot 50 m² en een minimale breedte van 3 m. Ze mogen niet aan de rand van het perceel worden geïnstalleerd. Als alternatief kan hij ook minstens 2 roofvogelzitstokken per perceel installeren.
Herinnering van de elementen van GLMC 8
- De percelen waar de gewassen blijven staan, moeten elk tussen 0,02 en 1 hectare groot zijn.
- Deze percelen moeten ten minste 100 meter van elkaar verwijderd zijn en ten minste 50 meter van een bos.
- De beoogde maximale oppervlakte van deze voorziening is 5 ha.
- Tussen 1 juli en de laatste dag van februari van het volgende jaar is geen verdere behandeling toegestaan.
- De verbintenis moet elk jaar betrekking hebben op andere percelen.
- Het perceel werd nog niet eerder aangegeven onder code PP (5 jaar).
Natura 2000-graslanden
De ecoregeling 'ecologisch netwerk' maakt het mogelijk betalingen te verrichten voor als BE05 gecategoriseerde gebieden, indien enerzijds door de begunstigde wordt voldaan aan de GLMC 8-eis (let op de uitzonderingen) en anderzijds vóór 01/04 niet wordt gemaaid of gegraasd.
Exploitatieregister
Alle werkzaamheden met betrekking tot de elementen van het onderstaande bestek moeten in het exploitatieregister worden geregistreerd (bv. data waarop de heggen worden gesnoeid, data waarop wordt gemaaid of gegraasd, enz.)
Meetellen van de MB5's in het kader van de ER Netwerk
In het kader van de randvoorwaarden moet de landbouwer een reeks niet-productieve oppervlakten inrichten. In deze context kan AMKM-MB5 in de ecoregeling worden opgenomen op voorwaarde dat aan de volgende beperkingen wordt voldaan:
- het MB5-oppervlak tijdelijk vrijgeven in de oppervlakteaangifte;
- deze oppervlakte als niet-productieve oppervlakte (GLMC 8) aangeven;
- de ecoregeling 'Ecologisch netwerk' aanvragen;
- het bestek van de Akkerrandstrook (MB5 vrijgegeven) in deze oppervlakte respecteren (zie hierboven).
Het daaropvolgende jaar kan de boer beslissen of hij zich opnieuw verbindt tot MB5, of dat hij het bij ER Ecologisch netwerk houdt of dat hij beslist om andere voorzieningen te implementeren.
Hoe een aanvraag indienen?
Om een aanspraak te kunnen maken op de tegemoetkoming, moet de aanvrager een jaarlijkse aanvraag tot steunmaatregelen indienen via het unieke aanvraagformulier.
Voor alle inlichtingen
Voor algemene vragen kunt u dit contactformulier
Voor alle technische vragen of vragen over uw dossier kunt u contact opnemen met uw Buitendirectie: https://agriculture.wallonie.be/contacter-les-directions-exterieures.